Responsive image

Artikel 10quater Optionele voorlopige kosteloze toewijzing voor de...

Download de app voor meer functionaliteit.

Artikel 10quater Optionele voorlopige kosteloze toewijzing voor de...

Optionele voorlopige kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector

1. In afwijking van artikel 10bis, leden 1 tot en met 5, kunnen lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktprijzen (in EUR) minder dan 60 % van het Uniegemiddelde bedroeg, een voorlopige kosteloze toewijzing verstrekken aan installaties voor elektriciteitsopwekking voor de modernisering, diversificatie en duurzame transformatie van de energiesector. De ondersteunde investeringen stroken met de overgang naar een veilige en duurzame koolstofarme economie, met de doelstellingen van het beleidskader voor klimaat en energie 2030 van de Unie, alsmede met de langetermijndoelstellingen die in de Overeenkomst van Parijs worden genoemd. De in dit lid voorziene afwijking eindigt op 31 december 2030.

2.

Om met kosteloze toewijzing te financieren projecten te selecteren, organiseert de betrokken lidstaat in de periode tussen 2021 en 2030 voor projecten met een totaalbedrag aan investeringen van meer dan 12,5 miljoen EUR een uit één of meer ronden bestaande competitieve biedprocedure. Die competitieve biedprocedure moet:

a) stroken met de beginselen transparantie, niet-discriminatie, gelijke behandeling en goed financieel beheer;

b) waarborgen dat enkel projecten die bijdragen tot de diversificatie van de energiemix en de bevoorradingsbronnen van de lidstaat, tot de nodige herstructurering, milieutechnische opwaardering en aanpassing van de infrastructuur, tot schone technologieën, zoals technologieën op het gebied van hernieuwbare energie, of tot de modernisering van de energieproductiesector, zoals een efficiënte en duurzame stadsverwarming, en van de energietransmissie- en distributiesectoren, in aanmerking komen om te bieden;

c) duidelijke, objectieve, transparante en niet-discriminerende selectiecriteria voor de rangschikking van de projecten vaststellen om te waarborgen dat alleen projecten worden geselecteerd die:

i) volgens een kosten-batenanalyse een positieve nettowinst voor de emissiereductie opleveren en een vooraf bepaalde aanzienlijke mate van CO2-vermindering verwezenlijken, rekening houdend met de omvang van de projecten;

ii) een aanvulling zijn, duidelijk tegemoetkomen aan vervangings- en moderniseringsbehoeften en niet leiden tot een marktgestuurde groei van de vraag naar energie;

iii) de beste prijs-kwaliteitsverhouding bieden; en

iv) niet bijdragen tot of een verbetering inhouden van de financiële levensvatbaarheid van zeer emissie-intensieve elektriciteitsopwekking, of de afhankelijkheid van emissie-intensieve fossiele brandstoffen verhogen.

In afwijking van artikel 10, lid 1, en onverminderd de laatste zin van lid 1 van dit artikel, kunnen, wanneer een via de competitieve biedprocedure geselecteerde investering geannuleerd wordt of de beoogde prestaties niet worden behaald, de toegewezen emissierechten worden gebruikt via één extra ronde van de competitieve biedprocedure, ten vroegste één jaar later, om andere investeringen te financieren.

Uiterlijk op 30 juni 2019 voorziet elke lidstaat die voornemens is gebruik te maken van de optionele kosteloze overgangstoewijzing met het oog op de modernisering van de energiesector, in de bekendmaking voor openbaar commentaar van een gedetailleerd nationaal kader waarin de competitieve biedprocedure, met inbegrip van het in de eerste alinea bedoelde geplande aantal ronden, en de selectiecriteria staan vermeld.

Indien met kosteloze toewijzingen te ondersteunen investeringen met een waarde van minder dan 12,5 miljoen EUR niet worden geselecteerd volgens de in dit lid bedoelde competitieve biedprocedure, selecteert de lidstaat projecten op basis van objectieve en transparante criteria. De resultaten van dat selectieproces worden bekendgemaakt voor openbaar commentaar. Op basis daarvan gaat de betrokken lidstaat uiterlijk op 30 juni 2019 over tot de opstelling, bekendmaking en indiening bij de Commissie van een lijst met investeringen. Indien in het kader van één installatie meer dan één investering wordt verricht, worden zij in hun geheel beoordeeld om te bepalen of de drempelwaarde van 12,5 miljoen EUR is overschreden, tenzij deze investeringen afzonderlijk technisch of financieel levensvatbaar zijn.

3. De waarde van de voorgenomen investeringen is op zijn minst gelijk aan de waarde van de kosteloze toewijzing, rekening houdend met het feit dat prijsstijgingen als rechtstreeks gevolg hiervan moeten worden beperkt. De marktwaarde is het gemiddelde van de prijs van emissierechten op het gemeenschappelijke veilingplatform in het voorgaande kalenderjaar. Met de kosteloze toewijzing mag tot 70 % van de relevante kosten van een investering worden gesteund, mits de overblijvende kosten door particuliere juridische entiteiten worden gedragen.

4. Voorlopige kosteloze toewijzingen worden van de hoeveelheid emissierechten die de lidstaat anders zou veilen, afgetrokken. De totale kosteloze toewijzing bedraagt niet meer dan 40 % van de emissierechten die de betrokken lidstaat, in de periode van 2021 tot 2030, op grond van artikel 10, lid 2, onder a), zal ontvangen, in gelijke jaarlijkse hoeveelheden gespreid over die periode.

5. Indien een lidstaat uit hoofde van artikel 10quinquies, lid 4, gebruik maakt van emissierechten die op grond van artikel 10, lid 2, onder c), met het oog op solidariteit, groei en interconnecties binnen de Unie zijn verdeeld, kan die lidstaat, in afwijking van lid 4 van dit artikel, een totale hoeveelheid van 60 % van de emissierechten die krachtens artikel 10, lid 2, onder a), in de periode van 2021 tot 2030 zijn ontvangen, gebruiken voor kosteloze overgangstoewijzing, daarbij gebruik makend van een overeenkomstige hoeveelheid van de in overeenstemming met artikel 10, lid 2, onder b), verdeelde emissierechten.

Emissierechten die uiterlijk in 2020 niet krachtens dit artikel zijn toegewezen, kunnen in de periode van 2021 tot 2030 worden toegewezen aan investeringen die via de in lid 2 bedoelde competitieve biedprocedure zijn geselecteerd, tenzij de betrokken lidstaat de Commissie uiterlijk op 30 september 2019 in kennis stelt van zijn voornemen alle of een deel van deze emissierechten niet toe te wijzen in de periode van 2021 tot 2030, en van het in plaats daarvan in 2020 te veilen aantal emissierechten. Indien die rechten in de periode van 2021 tot 2030 worden toegewezen, wordt met de desbetreffende hoeveelheid aan rechten rekening gehouden voor de toepassing van het in de eerste alinea van dit lid genoemde plafond van 60 %.

6. Toewijzingen worden aan exploitanten verstrekt nadat door hen is aangetoond dat een overeenkomstig de regels van de competitieve biedprocedure geselecteerde investering heeft plaatsgevonden. Indien een investering leidt tot aanvullende capaciteit voor de opwekking van elektriciteit, toont de betrokken exploitant aan dat hij of een andere gelieerde exploitant uiterlijk bij de ingebruikneming van de aanvullende capaciteit een overeenkomstig volume aan meer emissie-intensieve capaciteit voor de opwekking van elektriciteit buiten werking heeft gesteld.

7. De lidstaten eisen van begunstigde installaties voor elektriciteitsopwekking en netwerkexploitanten dat zij, uiterlijk op 28 februari van elk jaar, verslag uitbrengen over de uitvoering van hun geselecteerde investeringen, onder meer over de verhouding tussen de kosteloze toewijzing en de gemaakte investeringsuitgaven en de soorten gesteunde investeringen. De lidstaten brengen hierover verslag uit aan de Commissie en de Commissie maakt dit verslag openbaar.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.